Wat is trombose?

Bloedstolling is een ingewikkeld, maar belangrijk proces om bloedverlies bij verwonding te voorkomen. Onder normale omstandigheden bestaat in ons lichaam een evenwicht dat ervoor zorgt dat bloedingen snel worden gestopt en geen onnodige bloedstolsels worden gevormd.

Wanneer er bloedstolling optreedt zonder dat er sprake is van een bloeding, kan in een bloedvat een bloedstolsel ontstaan. Het bloedstolsel kan zo groot worden dat het bloedvat helemaal wordt afgesloten. Dit noemen we trombose. Het gevolg is dat het bloed niet meer kan doorstromen naar het orgaan waar het naartoe moet, bijvoorbeeld het hart, de hersenen of de longen. Trombose ontstaat dus doordat op het verkeerde moment en op de verkeerde plaats bloedstolling plaatsvindt. Trombose kan zowel voorkomen in de aders als in de slagaders.

Soms laat een (deel van het) stolsel los en wordt het met de bloedstroom meegevoerd. Dit heet een embolie. Een embolie is heel gevaarlijk als het vastloopt in een toevoerend bloedvat van bijvoorbeeld de hersenen (beroerte), het hart (hartinfarct) of de longen (longembolie). Daarom is het belangrijk om trombose direct te behandelen.

Trombose in de slagaders

Een vorm van trombose in de slagaders kan ontstaan door hartritmestoornissen (atriumfibrilleren). Door het stilstaan van bloed kan een stolsel ontstaan in de linkerkant van het hart dat meegevoerd kan worden in de slagaders. Deze stolsels kunnen vervolgens in de kleinere vaten vastlopen en problemen veroorzaken in het hart, de hersenen of overige organen.

Trombose in de aders

Net als in de slagaders kan trombose ook ontstaan in de aders. Een voorbeeld hiervan is het diep veneus (aderlijke) trombosebeen. Het been zal opgezwollen, rood, warm en pijnlijk zijn. Als (een deel van) het stolsel loslaat kan het via de rechterhelft van het hart meegevoerd worden naar de longen en een longembolie veroorzaken.